Ik loop door een straat.
Er is een diep gat in het trottoir.
Ik val erin.
Ik ben verloren … ik ben radeloos.
Het is mijn schuld niet.
Het duurt eeuwig om een uitweg te vinden.
Ik loop door dezelfde straat.
Er is een diep gat in het trottoir.
Ik doe alsof ik het niet zie.
Ik val er weer in.
Ik kan niet geloven dat ik op dezelfde plek ben.
Maar het is mijn schuld niet.
Het duurt nog lang voordat ik eruit ben.
Ik loop door dezelfde straat.
Er is een diep gat in het trottoir.
Ik zie dat het er is.
Ik val er weer in … het is een gewoonte.
Mijn ogen zijn open.
Ik weet waar ik ben.
Het is mijn schuld.
Ik kom er direct uit.
Ik loop door dezelfde straat.
Er is een diep gat in het trottoir.
Ik loop eromheen.
Ik loop een andere weg.
Uit het boek: Tibetaans boek van leven en sterven, Sogyal Rinpoche